Vanuit de woonkamer van mijn huis in de Breedstraat heb ik zicht op de voorkant van het Stadhuis van Enkhuizen waar links van de voordeur een enorm koperen kanon staat opgesteld. Die trekt de hele dag toeristen en met name hun kinderen die even stil te staan bij dit monument.
Dit kanon heeft een naam: “Het Roode Paard” en wordt bezongen in een klink-dicht van Joost van den Vondel. De tekst van dat gedicht hangt boven het kanon en wordt dus door iedereen die daar staat ook bekeken en ‘getracht’ te lezen. Getracht, omdat zoals u hieronder zelf ziet, de tekst is vervat in vergane spelling, met moeilijk leesbare letters (de ‘s’ lijkt voor ons op een ‘f’, met in onbruik geraakte woorden, een stukje latijn, en niet te vergeten dichterlijk gekunstelde zinnen en woorden van Joost.
Gelukkig heeft de ANWB bij het kanon ook een informatie bord opgehangen (helaas voor de vele Duitse toeristen alleen in het Nederlands) die ons verteld dat het kanon een oorlogstrofee is van een Enkhuizer kapitein Volkaert Kanonijx die op 3 oktober (wijnmaand) van 1622 dit kanon in een zeegevecht met Duinkerkse Kapers op zijn dek van het schip zag belanden.
Hierboven gaf ik al meer informatie dan de ANWB op zijn bord zet en dus is het misschien aardig eens te kijken wat Vondel nu eigen gezegd heeft, in dit – in opdracht van “De Edele Mogende Zeeraden te Enkhuizen” – gemaakte gedicht. Zeeraden zijn zoiets als de Generale staf van de Marine in de Gouden Eeuw die vooral moesten zorgen dat VOC haar lucratieve handel veilig en zonder piraterij konden doen.
Wat schreef Vondel in 1661:
KLINK-DICHT
Op het Roode Paert met sijn metaelen Kanon uit
den overwonnen Duinkerker onder den zeestrijdt in
Hopman Volkaert Kanonijx oorlogsschip over=
sprongen in den jare 1622, den 3 in Wijnmaendt.
Fratalis Egus Saltu Super Ardua Venit
Wat heeft de stofferij der Ouden ons vervaert
met Perseus en Pegaes, die, over zee gevlogen.
De werelt sloeg voor ‘thoofd met een gedichte logen.
Een logen in ‘t gestrarnt gesteigtert Hemelwaert!
Het braeve Enkhuisendraeft, vol moedts, op ‘t Roode Paert
Met zijnen kopren mondt, dat gloende blixem braekte,
En donderklooten, daer Noordtzee en lucht at kraekte,
Een Paert, op ‘t Prinsenhof in Eeuwigheit bewaert.
Het quam toen Volkaert dien Duinker hadt gedrongen,
Uit ‘s meesters zeekasteel, in ‘t Hollandsche flot gesprongen,
De Zeeheldt greep het bij den zeetoom zonder last.
Het opent met sijn hoef een Bronaer voor den Zanger,
Wij drinken op Parnas, noch Helikon niet langer,
Dit is ons paerdebron, hier is geen droom aanvast.
Het Roode Paert SpreektIk holp op zee Duinkerken oorelogen;
Maer Volkaert leerde ons Hollandtsch schutmuzijk
Mijn meester quam ten Hemel opgevlogen,
Toen koos ik ‘t schip des vijandts tot een wijk.
Laet Grieken met Pegazen elk verguizen:
Het Roode Paert, dat heldendichters teelt,
Verwekt een bron in ‘t wijdt befaemde Enkhuisen
Dear bloeit Parnas: oudt Grieken sit misdeeldt.
J van Vondel
In de tekst heb ik een paar onbekende woorden onderstreept en daarvan geef ik hieronder mijn toelichting.
Hopman, verbastering van Hauptmann = Kapitein
Weinmaendt = wijnmaand = oktober
Stofferij = opsomming
Ouden = hier: oude Griekse Goden en hun dichters
vervaert = leert
Perseus = Perseus , een figuur uit de griekse mythologie die door de lucht vloog.
Pegaes = Pegasus, een paard uit de Griekse mythologie die door de lucht vloog, gelijk het kanon, het Rode paard, door de lucht vloog.
logen = gelogen, liegen
‘tgestrarnt gesteigtert Hemelwaert = zoiets als: liegen tot in de steren/hemel, of liegen dat het gedrukt staat.
draeft = drift, zoiets als ijver, dus de ijverige, brave Enkhuizenaren.
’t Prinsenhof = onduidelijk welk paard op welke prinsenhof; Delft?, maar daar is geen paard te bekennen.
zeekasteel = oorlogsschip
zeetoom = mij onbekend wat hier precies wordt bedoeld.
Bronaer = een bron (voor de dichter = Zanger), water ader, zoals goudader, bloot gelegd door de hoef van het (Rode) paard.
Parnas = Parnassus, Griekse bergketen, die in de mythologie wordt gezien als het tehuis voor de muze.
paerdebron = letterlijke vertaling van Hippocrene, is een bron op de Helikon in Boeotië die evenals de andere bronnen daar, de Aganippe en de Pirene, heilig was voor de Muzen en Apollon.
droom aanvast = zoiets als: daarmee is niets gelogen.
schutmuzijk = waarschijnlijk bedoeld: het geluid van het geschut (bulderende kanonnen) van de oorlogsschepen
De tekst is nu al meer begrijpelijk. Maar we gaan de tekst nog even moderniseren en daarvoor gebruik in het verzamelde werk van Vondel (Volledige dichtwerken en oorspronkelijk Proza verzorgd en ingeleid door Albert Verweij) dat in 1937 bij H.J.W. Brecht is verschenen.
Op pagina 775 (totaal heeft het boek 1500 pagina’s dichtbedrukte dichtregels van Vondel!) staat het als Bijschrift aangeduide gedicht “Aan de edele mogende zeeraden t’Enkhuizen. Albert Verweij heeft het in het moderne Nederlands van de dertiger jaren bewerkt, die bewerking geef ik hier weer in ik zo vrij ben geweest de nu geheel in ongebruikt geraakte naamvallen te corrigeren.
Dit geeft dan de nu veel leesbare volledige tekst:
___________________________________________________
Op het Rode Paard met zijn metalen Kanon, uit het overwonnen Duinkerker, onder de zeestrijd, in hopman Volkaert Kanonijks oorlogsschip overgesprongen, in het jaar 1622, de 22ste in de Wijnmaand.
KLINKDICHTFratalis Equus Saltu Super Ardua Venit (1)
Wat heeft de stofferij van de ouden ons vervaard
Met Perseus en Pegaas, die, over zee gevlogen,
De wereld sloeg voor ‘t hoofd met een gedichte logen,
Een logen, in ‘t gestarnt gesteigerd hemelwaart!
Het Brave Enkhuizen draaft, vol moeds, op ‘t Rode Paard,
Met zijnen koperen mond, dat gloeiende bliksems braakte
En donderkloten, daar Noordzee en lucht af kraakte,
Een paard, op ‘t prinsenhof in eeuwigheid bewaard.
Het kwam, toen Volkaert die Duinkerker had gedrongen
Uit ‘s meesters zeekasteel, in Hollands slot gesprongen.
De zeeheld greep het bij de zeetoom zonder last
Het opent met zijn hoef een bron ader voor den zanger:
Wij drinken op Parnas noch Helikon niet langer;
Dit is ons paardenbron. Hier is geen droom aan vast.Het Rode Paard Spreekt
Ik holp op zee Duinkerken oorlogen.
___________________________________________________________
Maar Volkaert leerde ons Hollands schutmuziek
Mijn meester kwam ten hemel opgevlogen,
Toen koos ik het schip van de vijand tot een wijk
Laat Grieken met Perazen elk verguizen
Het Rode Paard, dat heldendichters teelt,
Verwekt een bron in het wijd befaamde Enkhuizen;
Daar bloeit Parnas: oud-Grieken zit misdeeld.
(1) Van de Latijnse tekst (bron: Aen. VI. 515) geeft Albert Verwij als vertaling: “Het noodlottige paard komt met een sprong over de steilten heen.“
Goed veel leesbaarder, maar voor ons mensen dat de culturele band met de Gouden Eeuw en zeker met de Griekse Mythologie geheel heeft verbroken, blijft dit verheven dichters-taal uit de zeventiende eeuw.
Wat nu wel helderder wordt in het laatste stuk waar het Rode Paard zelf sprekend wordt opgevoerd, en waar de meeste kijkers naar het Kanon nooit komen met lezen, dat Vondel zijn opdrachtgevers een hele grote veer in hun kont steekt, want wat Vondel beweert is: met de komst van Het Rode Paard naar Enkhuizen heeft dat de kwaliteit van het dichtwerk van de Zangers (in Enkhuizen!) ver boven het niveau van de klassieke Griekse dichters doen uitstijgen:
Het Rode Paard, dat heldendichters teelt,
Verwekt een bron in het wijd befaamde Enkhuizen;
Daar bloeit Parnas: oud-Grieken zit misdeeld.
Alleen veel van dat dichtwerk heeft onze tijd blijkbaar niet gehaald, of het was de bedoeling van Vondel zijn klinkdicht en dichterskunst ver boven die van Parnassus verheven te zien.