In het eerste deel van het standaard werk van Drs. J. Buisman “Duizend jaar weer” waarin het weer in de Lage Landen van het jaar 768 tot 1300 wordt beschreven, wordt Enkhuizen in het register twee keer genoemd. Op bladzijde 361 over de herstfstormen van 1170 en op bladzijde 562 over de opstanden in West-Friesland van 1297 tijdens een strenge winter.
Hier, zoals aangekondigd, een verslag van wat de historisch geograaf Jan Buisman over Enkhuizen heeft te melden.
Het jaar 1170
Buisman noemt dit jaar het geboorte jaar van de Zuiderzee, want in de eerste dagen van november van dat jaar (volgens Duitse bronnen van handelaren uit Keulen met contacten in West-Friesland). woedde er een hevige storm op de Noordzee die een stormvloed veroorzaakte op de Almere (een moerassige gebied tussen Friesland en Noord-Holland). De bron meldt:
“Dor de hevigheid van de winden is op de vierde none van november (2 november 1170) de zee buiten haar grenzen gedreven en is in de buurt van Stavern (Stavoren) een groot stuk land van de Friezen verzwolgen
Buisman meldt dat de stormen niet alleen de Almere teisterde maar ook in Kennemerland huishield. De storm wordt ook genoemd in bronnen rond de stad Utrecht waar sprake is van eb en vloed tot onder de stadsmuren.
Buisman concludeert dat de Noordzee bij die stormvloed een doorbraak heeft geforceerd naar het hart van ons land. Dat water is afkomstig van de Almere en via de laaggelegen gebieden van de Vecht en de Amstel tot in Utrecht gestroomd.
Over Enkhuizen staat in dit deel meer expliciet geschreven:
“We mogen aannemen dat bij deze stormvloed, die heel heftig moet zijn geweest, een aantal veenmassieven tussen Zijpe en Vlie is weggevaagd. Met name is de veendrempel opgeruimd, die het Almere op een nauwe geul na van de open zee afsloot. Nog omstreeks 1450 weet men in Friesland te vertellen, dat er ooit land heeft gelegen tussen Stavoren en Enkhuizen: men kon zelfs te voet gaan…”
1170 als het geboorte jaar van de Zuiderzee, de zee die voor de welvaart van Enkhuizen zo bepalend is geweest, wordt verder op door Buisman wel wat genuanceerd, en beschreven als de uitkomst van een proces van vele stormvloeden beginnend in 1163 en doorgaand tot 1248: stormvloeden in de winter van 1163/64, 1170, 1173, 1196, 1214, 1219, 1120, 1121, 1246, en 1246.
Het jaar 1297
kkasjsa
Jan Buisman doet kort verslag van de opstanden in West-Friesland en Zeeland in de winter van 1296/1297 tegen de toen regerende vorst Graaf van Holland en Henegouwen Jan II van Avesnes en neef van Graaf Floris de Vde.
Voor de jaarwisseling van 1296/1297 moet Jan ingrijpen in Zeeland bij Middelburg, maar:
Jan spoedt zich vervolgens terug naar Holland en voert daar waarschijnlijk omstreeks de jaarwisseling een landing uit bij Enkhuizen. Hier belagen de West-Friezen de dwangburcht te Medemblik.
Het vriest hard en er is zoveel ijs, dat men bang is dat de Zuiderzee zal dichtvriezen waardoor de schepen in moeilijkheden zouden kunnen komen.
Dit aldus gegevens uit de annalen van de Benedictijner-abdij van Lobbes.
De strijd rond Enkhuizen en Medemblik is door Melis Stoke, auteur van het in Middelnederlands geschreven rijmkroniek over het graafschap Holland (waarin ook de moord op Floris de V-de wordt beschreven) op rijm gezet:
De grave van Henegouwen [Jan van Avernes]
Die pinde hem met goeden trouwen
Om thuys tontsettene te Medemleke [Medemblik]
[…]
Hi nam dat hi nemen mochte
Met hem volcs, ende volbrochte
Des hi te voren hadde gheacht,
Ende quam met al sulker cracht
Tote Enchusen [Enkhuizen] an dat lant.
Daer hi de Vresen [Friezen] ter were [achter een aarde wal] vant,
Daer ghinc hi op met sinen lieden.
[…]
Dies selves nachts bleef dat here [leger]
Altemale, jonc ende oud,
Het was utermaten cout.
Des anders daghes men onsach [men vreesde]
Dattie zee beligghen mach [zou bevriezen]
Want het vroes so oversere!
Doe riet men den groen here,
Dat hi voere sijnre strate,
ende dien van binnen halen late
Dat voer de havene lach in scepen:
Want het was also ghescepen,
Dat hijt doen moste doer de vriese
Van den ijse.(Melis Stroke, 1305)